U bevindt zich hier: Home > Artikelindex > Goud & zilver > Goud & zilver D t/m J
Decanaatsletter Vanaf 1503 werd als decanaatsteken (keurmeesterteken) een letter uit het alfabet gekozen, te beginnen met de A. Na de Z. begon men opnieuw, maar dan met een ander lettertype. Het gebruik om elk jaar een nieuwe keurmeester aan te wijzen maakte dat de decanaatsletter praktisch dezelfde betekenis kreeg als een jaarletter.
Deckelpokal (Du.) Bokaal met deksel.
Dobbelbeker Beker met een teerling of dobbelsteen in de opengewerkte voet. Na de beker te hebben geschud moest de drinker evenveel bekers leeg drinken als de ogen van de dobbelsteen aanwezen.
Doppelbecher Zie Dubbelbeker.
Doppelscheuer (Du.) Laatmiddeleeuwse bokaal waarbij het deksel als een tweede drinkbeker, met eigen voet, is uitgevoerd. Vaak is daarbij de bovenste beker even groot en van dezelfde vorm als de onderste.
Doré au feu Vuurverguld zilveren of koperen voorwerpen. Door dompeling werd goudamalgaan op het werkstuk aangebracht, dat vervolgens in het vuur werd verhit. Het kwik verdampte en een goudlaagje bleef achter.
Dorure (Fr.) Zie verguldsel.
Drinkhoorn Sinds onheuglijke tijden is de hoorn van dierlijke afkomst als drinkhoorn in gebruik geweest. In de oudheid was de drinkhoorn een geliefde vorm van drinkvat, die in verschillende vormen voorkomt. Uit de middeleeuwen zijn talrijke exemplaren bewaard gebleven, waaronder ook uit brons. Zij werden evenals jachthoorns aan een riem over de schouder gedragen. In veel gevallen was de hoorn niet veel anders dan een siervoorwerp. Als gilden- of schuttersbeker heeft hij zich tot ca. 1550 gehandhaafd. Deze hoorns zijn gevat in zilveren of verguld zilveren banden en door middel van een brede ring op een poot gemonteerd, waardoor zij als siervoorwerp konden worden opgesteld. In Nederland zijn verschillende drinkhoorns bewaard gebleven. In de renaissance kwam in de Nederlanden opnieuw het gebruik van glazen drinkhoorns op. Drinkkan Drinkkannen zijn tweemaal zo hoog als breed. Ze hebben een handvat met deksel in de trant van Duitse bierpullen en een geprofileerde voet. Het deksel dient om de warmte vast te houden, aangezien wijn en ook bier meestal warm werden gedronken. Vaak gaat het om kannen van aardewerk of porselein met zilveren deksel en montuur.
Druivenbeker Bokaal van hoog model, bestaande uit een breed uitlopende, ronde voet en een schacht vaak in de vorm van een wijnstok waarop de cuppa met deksel is gemonteerd. Deze cuppa is in de vorm van een druiventros gedreven. De meeste druivenbekers bestaan uit al of niet verguld zilver en werden hoofdzakelijk in Augsburg en Neurenberg gemaakt.
Drijfwerk Een van de oudste versieringstechnieken is het drijven, dat eigenlijk een voortzetting is van het hameren. Het drijven gebeurt aan de achterkant van het metaal met ponsen en drijfhamers, waarbij het voorwerp steunt op een pekkogel.
ÉcuelIe d’accouchée of de baptême (Fr.) Zie Wöchnerinnenschüssel.
Eerste keur Stelden de Zuidelijke Nederlanden al in 1603 algemene regels vast voor het aangeven van het gehalte, in 1663 volgden de staten van Holland en Westfriesland met uniforme regels. Hierbij werd 'eerste' of 'groot' keur gesteld op 934, 'tweede' of 'klein' keur op 833. Het 'eerste' of 'groot' keur moest aangeduid worden met de provinciale leeuw, het wapen van Holland met de klimmende leeuw.
Etagèrezilver Uit de 19de eeuw stammende term voor miniatuurzilver. Festoen Verticaal neerhangende slinger van bladeren en bloemen en soms ook van vruchten.
Filigraanwerk (Lat. filum, draad, en granum, korrel) Versiersel dat uit metalen draden bestaat.
Flapkan Kannen van aardewerk of porselein die vrijwel evenhoog als breed zijn, met zilveren deksel en montuur. Ze zijn voorzien van een handvat in de trant van Duitse bierpullen en hebben een geprofileerde voet. Het deksel diende om de warmte vast te houden, aangezien wijn en ook bier meestal warm werden gedronken. Forceren Tegen het einde van de 18de eeuw vond men in Engeland het forceren uit, waarbij op mechanische wijze holle vormen uit plaat konden worden geperst. Op de forceerbank werd de plaat tegen een snel ronddraaiende klos gedrukt en zo in de gewenste vorm gebracht.
Friese theepot Zilveren theepot van gedrongen, peervormig model, met kleine, onbewerkte voet, dikwijls voorzien van een ebbenhouten handvat en/of eindornament op het deksel. Versierd met drijfwerk en geciseleerde ornamenten, aangebracht op een gematteerde ondergrond. De pot is dikwijls samengesteld uit twee delen, die op onderling enigszins verschillende wijze versierd zijn. De theepotten kwamen in het begin en midden van de 18de eeuw veel voor in Friesland, waar zij voor het eerst werden gemaakt door Gabynus en Johannes van der Lely. Werden in Amsterdam en Haarlem veel nagemaakt.
Fries zilver Het Friese zilver had een strikt eigen karakter. In de 18de eeuw werden vooral fijne bloem- en bladmotieven toegepast. Kenmerkend is ook de afwisseling tussen gladde profielen op de gematteerde ondergronden. De ornamentiek is over het algemeen rijker dan van het Hollandse zilver en het drijfwerk dieper en sterker geprofileerd. Tot het specifieke Friese zilver behoren knottenkistjes en -doosjes, de brandewijnlepels en -kommen en de peervormige, van onder afgeplatte theepotten.
Galvanisch vergulden Na de uitvinding van het galvanisme in 1789 - het langs elektrochemische weg doen neerslaan van metaalzouten op voorwerpen -, kwam het galvanisch vergulden en verzilveren in zwang en omstreeks 1830 werd het gevaarlijkere amalgaamprocédé overal verboden.
Gildenbeker Gildenbokalen waren van imposante afmetingen. Ze werden in plechtig ritueel geheven bij de intrede van een nieuwe gezel of gildenbroeder. De bokalen, bekers en kannen uit het gildenbezit brengen op vaak amusante wijze het handwerk van de broederschap in beeld. Dit geldt sterk voor de Duitse wijnbouwersverenigingen in de vorm van een korfdrager, de Büttenmänner en -weibchen.
Gildenbokaal (Du. Willkomm) Zeer grote bokaal waarmee bij promoties de nieuwe gezel of gildenbroeder werd toegedronken. Stamt uit het midden van de 16de eeuw. Gildenbreuk, breuk of schuttersketen Halsketen of -kraag van de koning van een schuttersgilde; de winnaar van de jaarlijkse schietwedstrijd. Het was gebruik, dat elke koning een zilveren hangschildje met zijn naam aan de breuk toevoegde. De vorm verschilt van gewest tot gewest. Naar de grondvorm bestaan er drie soorten. 1: De zilveren schakelketen met grote schakels waarop loofwerk of Bourgondische vuurslagen, of met een eenvoudige ketting van kleine schakeltjes, deze benadert het meest de oorspronkelijke idee van ambtsketen, aan de keten hing een groot borstschild met afbeelding van de patroonheilige (15de – 17de eeuw). 2: De zilveren schouderkraag met scharnierende, gedreven platen (16de eeuw). 3: De fluwelen kraag, waarop de verschillende schildjes bevestigd werden (17de – 18de eeuw).
Globebokaal 16de Eeuwse Duitse bokaal met deksel waarbij de kelk samen met het deksel een globe vormt. De schacht is balustervormig of wordt gevormd door de Atlas-figuur.
Granuleren Verkorrelen, het in korrels veranderen van een stof, in dit geval metaal. De korrels kunnen eventueel worden gebruikt bij een speciale versieringstechniek met metaaldraad, het filigrain. Graveren Bij graveren wordt met burijn en graveersteker een tekening in het metaal gegrift, waarbij iets van het metaal wordt verwijderd. Achteraf kunnen verdiept aangebrachte versieringen met lampenzwart worden aangezet.
Griekse rand Zie Meanderrand Groot keur Zie eerste keur. Grosserie Zogenaamd 'groot' werk (minuiserie = 'klein' werk). Tot de kostbaarste grosserie wordt de (mis)kelk ofwel calyx gerekend. De beker wordt tijdens de mis bij de consecratie van de wijn gebruikt. De miskelk bestaat uit cuppa, schacht en voet. In het midden van de schacht is een nodus, een verdikte knop aangebracht. Tot de 11de eeuw was de eivormige cuppa aan de kegelvormige voet verbonden door een nodus zonder schacht. In de romaanse en vroeg-gotische periode was de vorm van de kelk vrij gedrongen en bestond de cuppa uit een halve bol. In de latere gotiek werd de kelk een omgekeerde afgeknotte kegel en was de voet niet meer rond, maar 6- of 8-lobbig. Tijdens de renaissance en barok werd de kelk aanzienlijk hoger, de cuppa breder en wat later ook uitgebuikt. Vervolgens keerde men terug tot de brede, lage vorm.
High Standard Zie Britannia Standard.
Hippokamp (v. Gr. hippos = paard en kampos = vis) In de Griekse mythologie een wezen, half paard, half vis. Dikwijls in zilver uitgebeeld bij drijfwerk in kwabornamentiek.
Historielepel Lepel ter herinnering aan een bepaalde gebeurtenis of van een inscriptie voorzien, dikwijls geïnspireerd op gebeurtenissen rondom het koninklijk huis. Humpen (Du.) Sinds eind 16de eeuw gebruikelijke benaming voor lage bierkroezen. Tegenwoordig wordt de term gereserveerd voor zowel grote, cilindrische drinkglazen als voor cilindrische kroezen van steengoed, tin of zilver. Ze zijn voorzien van een oor en een deksel, zoals onze flapkan, waarvan de hoogte ongeveer gelijk is aan de wijdte. De Duitse vorm in zilver onderscheidt zich door het rijke edelsmeedwerk.
Goud & zilver alfabetisch gedeelte A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
|