U bevindt zich hier: Home > Artikelindex > Klokken & horloges > Klokken & horloges I t/m M
Inro-horloge Japans horloge, waarvan de kast de vorm heeft van een inro. De wijzerplaat is voorzien van een verstelbare uurschaal, omdat de Japanse tijdmeting van een zestal dag- en nachturen uitging. De wijzerplaat is dikwijls naast de zichtbare balans aangebracht. Het horloge werd met een koord aan de gordel bevestigd: als afsluiting en ornament diende een netsuke. Isochronisme (Gr., v. isos = gelijk en chronos = tijd) Volkomen gelijkheid van duur van alle schommelingen van een slinger, onafhankeljk van de amplitude (mate van schommeling), een verschijnsel dat werd ontdekt duur Galileo Galilei (1564-1642) en met succes in praktijk gebracht door Christiaan Huygens toen hij in 1616 de foliot verving door de slinger. Jacquemart (Fr., Eng. striking jack) Mechanische pop die met een hamer de uren en kwartieren op een klok of bel slaat. In de middeleeuwen kwamen zij veel voor op torenuurwerken en huisuurwerken. De naam herinnert volgens sommigen aan de Franse boerenopstand uit het midden van de 14de eeuw, de Jacquerie, anderen zien in de term een samentrekking van ‘Jacques armé d’un marteau’. Begin 19de eeuw werd de benaming jacquemart ook gebruikt voor een horloge met slagwerk waarop aan weerskanten van de wijzerplaat twee al of niet mechanische figuren voorkomen.
Junghans Duitse uurwerkfabriek, gesticht in 1850 te Schramberg. Grote productie van huisuurwerken.
Kalenderwerk Komt voor in de zeer rijk uitgevoerde 18de eeuwse Nederlands-Engelse tafelklokken.
Kartelklok Zie Cartel.
Kastklok (Eng.: drop dial clock) Wandklok van het type dial clock, met een korte slingerkast onder de wijzerplaat, werd vanaf ca. 1800 in Engeland en Amerika gemaakt. Kathedraalklokken Uurwerken die zijn ondergebracht in een enigszins vereenvoudigd model van de westgevel van een kathedraal. Voornamelijk in Frankrijk gemaakt in de periode 1840-1870 als een voortvloeisel van de neogotiek. Oorspronkelijk waren de modellen weinig realistisch, maar onder de latere treft men zuivere kopieën van bestaande kerken aan. Er bestaan in deze vorm ook kathedraalklokken met een open uurwerk onder een glazen stolp: dit zijn zgn. skeletklokken die na 1851 zeer populair zijn geweest. Knol Zakhorloge uit de 17de eeuw, ontwikkeld uit het halshorloge. De knol is bolvormig en wat forser dan de zakhorloges die onze grootvaders in hun vestzakje droegen. De kast is van goud, zilver of messing en meestal gedreven en/of gegraveerd.
Koekoeksklok Bekendste type Schwarzwälderklok, ontstaan ca. 1730. De koekoeksroep wordt nagebootst door twee - door boekvormige blaasbalgjes aangeblazen - fluitjes. Het front is uitgesneden als een ruwhouten berghut: boven op het dak is een houten koekoek aangebracht die aanvankelijk niet bewoog. In de tweede helft van de 18de eeuw werd het klapdeurtje met het pathetische vogeltje erachter toegevoegd, waardoor het uurwerk zijn fascinerende aantrekkingskracht op kinderen verkreeg. Een variant is een klok waarbij de koekoeksroep werd vervangen door een kwartelroep, bestaande uit drie tonen van gelijke hoogte, soms ook in combinatie met de koekoeksroep, waarbij de kwartel de kwartieren en de koekoek de uren aangeeft. Tot ver in de 19de eeuw werden de raderen grotendeels uit hout gemaakt; vervolgens kwamen de messing raderen in houten stijlen en ten slotte de complete messing uurwerken. Kogelklok (Eng. Congreve clock) Klok waarbij als regelorgaan een rollende kogel wordt gebruikt. Al aan het eind van de 16de eeuw werd deze vorm met succes in praktijk gebracht; de meest bekende vorm is echter van William Congreve uit 1808, waarbij drie wijzerplaten in een soort fronton zijn aangebracht, gedragen door een gestel met vier pilaren waarin een kantelbaar vlak is aangebracht. Het is voorzien van een groef waarin een kogel zigzaggewijs omlaag rolt. Het vlak wordt door het uurwerk telkens in een tegengestelde helling gekiept zodra de kogel het eind van de groef heeft bereikt.
Kolompendule Classicistische pendulevorm uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Het ronde uurwerk is bevestigd tussen of op twee of meer zuilen of kariatiden, waarboven een abacus (dekplaat) is aangebracht. Zuilen en abacus zijn versierd met urnen of figuren. De kast is van marmer en/of verguld brons, met vuurverguld bronzen ornamenten en in zuilen of sokkel zijn vaak porseleinen medaillons of plakettes aangebracht. De slingerschijf heeft meestal de vorm van een stralende zon. Soms voorzien van een in het voetstuk aangebracht speelwerk. Tijdens het empire heeft de kolompendule meestal de vorm van een tempel. Gedurende de verdere 19de eeuw bleef de kolompendule bestaan; als materialen gebruikte men naast marmer gepatineerd brons, ingelegd hout en zelfs geslepen kristal, en na 1850 wordt ook zwartgebeitst perenhout toegepast.
Kommagang Zie Virgulegang.
Kompas Inrichting in een zakuurwerk waardoor men de balansveer langer of korter kan maken. Konische slinger Zie Centrifugaalslinger.
Kortstaart Zie Dikkop Kreuzschlagunruh (Du., Eng. cross-beat escapement) Echappement van bijzondere constructie, uitgevonden in ca. 1584 door Jost Bürgi in Kassel; terugwerkende gang, geregeld door twee op elkaar gekoppelde spillegangen (Löffelunruhen) die in tegenovergestelde richting slingeren. Door de symmetrische werking wordt een grote mate van precisie bereikt.
Kroonrad Bij de spillegang wordt het gangrad vanwege de speciale vorm kroonrad genoemd. De tanden van het kroonrad drukken de gangregelaar beurtelings in tegenovergestelde richting weg.
Kruzifix-Uhr (Du.) Laat 17de eeuwse, Duitse tafelklok in de vorm van een gekruisigde Christus met daaronder twee figuren, van verguld of verzilverd brons. In het voetstuk zijn het gaand werk en het slagwerk aangebracht; de klok bestaat uit een ronddraaiende bol bovenop het kruis, met cijferring en vaste wijzer. In de 19de eeuw veel nagemaakt. Kuhschwanzpendel (Du.) Korte, vóór de wijzerplaat aangebrachte slinger, kenmerkend voor verscheidene soorten klokken uit Duitsland (Schwarzwald) en Oostenrijk. Kwikslinger Soort compensatieslinger, uitgevonden door de Eng. klokkenmaker George Graham ca. 1725. De slinger bestaat uit een stalen slingerstaaf waaraan een met kwik gevuld cilindrisch vat hangt. Bij temperatuurstijging zetten het metaal van de slinger en het kwik in tegengestelde richting uit zodat, bij een juist gekozen hoeveelheid kwik, het zwaartepunt van de slinger niet van plaats verandert en de slingertijd constant blijft.
Lantaarnrondsel Zie Rondsel.
Laterndluhr Term in Wiener dialect voor een precisie-uurwerk met lange slinger uit het einde van de 18de eeuw, in de eerste helft van de 19de eeuw in Wenen zeer populair. Het is een wandklok met gewichtsaandrijving, meestal voorzien van een deadbeat escapement. Het uurslagwerk, indien aanwezig, werkt op een apart gewicht en bij eventuele kwartierslag is hiervoor opnieuw een slagwerk met eigen gewicht aangebracht. De gewichten zijn gegoten in cilindrische buizen van messing. De kast heeft de gedaante van een drietal op een gemeenschappelijke wandplank gemonteerde vitrines. Achter het glas van de bovenste vitrine bevindt zich de geëmailleerde wijzerplaat met het uurwerk, daaronder bevindt zich een smalle voor de slinger, terwijl de onderste vitrine weer wat breder is vanwege de uitslag van de slingerschijf. De rechthoekige kap wordt bekroond door een driehoekig fronton. De slingerstaaf is van zwart gelakt dennenhout, tenzij een roosterslinger is aangebracht. De kast is dikwijls belegd met edele houtsoorten. Tegen het midden van de 19de eeuw heeft zich hieruit een iets gewijzigd type klok ontwikkeld, bekend onder de naam Weense regulateur.
Lepelgang Bij de spillegang bestaat de gangregelaar uit een spil met twee lepels, die door de tanden van het kroonrad beurtelings in tegenoverliggende richting worden weggedrukt. De lepels, die deze gang de naam lepelgang hebben bezorgd, maken een hoek van 90° met elkaar.
Lierpendule Zie Pendule â lyre.
Luikse klokken Zie Brabantse klokken.
Malthezer klokken Product van huisvlijt in de dorpen van Malta vanaf het begin van de 19de eeuw. De uurwerken hebben gewichtsaandrijving en zijn geplaatst in een verguld houten of gestoken kast van ca. 60 X 45 cm. De wijzerplaat is beschilderd met bloemen of bladeren; de oudste exemplaren hebben alleen een uurwijzer. Memento mori-horloge Uurwerk in kristallen of zilveren kast in de vorm van een doodskist of doodshoofd. Populair aan het begin van de 17de eeuw en opnieuw in de 19de eeuw. Miniatuurklokken Kleine modellen van normale uurwerken, al in ca. 1550 vertegenwoordigd in de Duitse Türmchenuhren. Later werden ook andere klokken, zoals lantaarn- en rijtuigklokken en sommige Hollandse klokken (bijv. het ‘kantoortje’), in verkleinde vorm nagemaakt. Van verschillende typen Schwarzwälder klokken werden verkleinde modellen in de handel gebracht onder de naam Schottenuhren. Minstrel clock Zie Sambo-clock.
Minutenboogjes Boogvormige onderbrekingen van de dubbele cirkel op de wijzerplaat buiten de uurcijfers, waarop de minutenverdeling is aangebracht. De minutenboogjes overbruggen de ruimte tussen de uurcijfers, zodat een gelobde contour ontstaat. Monstransklok Tafelklok uit Zuid-Duitsland (vooral Augsburg) waarvan de vorm was geïnspireerd op het in de barok in zwang gekomen type monstrans. Het uurwerk staat op een opengewerkte of gesloten voet; de schacht heeft de vorm van een baluster of van een atlant of kariatide. Stamt uit ca. 1600.
Montre à savonnette Zie Savonnette. Montre à souscription Relatief groot, rond horloge, door Breguet op bestelling voor groepen intekenaars gemaakt, om aldus een maximum aan accuraatheid te verbinden met een minimum aan kosten (hoewel de prijs toch nog altijd tamelijk hoog lag). De wijzerplaat is alleen van een uurwijzer voorzien; tussen de uurcijfers is een onderverdeling in zessen aangebracht met extra accenten voor de kwartieren. De kast is meestal van zilver, met gouden sponning en pendant met beugel. Montre à tact (Fr., tact = tastzin) Variant op de montre à savonnette, ontworpen door Abraham Louis Breguet om daarmee in het donker op de tast de tijd te kunnen vaststellen. Hiertoe is aan de achterkant een grote wijzer aangebracht die met de hand kloksgewijs kan worden gedraaid, totdat hij stuit op een punt dat door de tijd wordt bepaald; de aanwezigheid van knoppen op de plaats van ieder uur maakt dat men zich kan oriënteren.
Montre perpétuelle, of perpétuelle (Fr., eeuwigdurend) Horloges waarbij de veer automatisch wordt opgewonden, uitgevonden ca. 1770 door de Zwitserse uurwerkmaker Abraham Louis Perrelet en later verbeterd door Abraham Louis Breguet. De automatische opwinding berust op het principe van de pedometer (voetstapteller).
Morbier-klok Zie Comtoise. Mystérieuse Zie Pendule mystérieuse. Klokken & horloges alfabetisch gedeelte A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z |